thema's

januari 2002
Thema: linkse discussie
Door: Massimo De Angelis
Het werd voor het eerst gepubliceerd in het Italiaanse autonome tijdschrift Vis-a-vis nr.1, herfst 1993

Autonomie!

Harry Cleaver is een prominente Amerikaanse autonome activist en theoreticus. Hij woont in Austin, Texas, is daar verbonden aan de universiteit en is o.a. actief is in de Accion Zapatista. Een belangrijke publicatie op zijn naam, waar in het interview ook naar wordt verwezen, is "Reading Capital Politically", geschreven in 1975. Verder heeft hij artikelen gepubliceerd over o.a. de internationalisering van het kapitaal en de landbouw en over de Groene Revolutie. Veel van zijn artikelen kunnen op internet worden gevonden: www.eco.utexas.edu:80/Homepages/Faculty/Cleaver/index2.html. Dit interview vond plaats in juli 1993 in Londen. Interviewer was Massimo De Angelis. Het werd voor het eerst gepubliceerd in het Italiaanse autonome tijdschrift Vis-a-vis nr.1, herfst 1993.

Deel I: Autonoom Marxisme
Je bent de eerste geweest die sprak over een autonome marxistische traditie die verschillende nationale "scholen" omvat - de Italiaanse, de Franse, de Amerikaanse enz. Wat zijn de belangrijkste elementen waarin deze traditie zich onderscheidt van andere marxistische stromingen, zoals het marxisme-leninisme of de Frankfurter Schule?
Het concept van het "autonome marxisme" als een te onderscheiden traditie ontleent haar betekenis aan het feit dat we binnen de bredere marxistische traditie een verscheidenheid aan bewegingen, politiek en denkers kunnen ontwaren die de autonome macht van de arbeiders centraal hebben gesteld - autonoom van het kapitaal, van hun officiële organisaties (bijv. vakbonden, politieke partijen) en ook de macht van afzonderlijke groepen arbeiders om autonoom t.o.v. andere groepen te handelen (bijv. vrouwen t.o.v. mannen). Met "autonomie" doel ik op het vermogen van arbeiders om hun eigen belangen, rechten en doelen te definiëren en daarvoor te vechten - het vermogen om verder te gaan dan louter reageren op uitbuiting, om zelf vorm te geven aan "leiderschap" en in het offensief te gaan op een manier die de klassenstrijd verder ontwikkeld en de toekomst bepaald. Het marxisme-leninisme en de Frankfurter Schule hadden met elkaar gemeen de neiging om zich te concentreren op de macht van het kapitaal en zagen de arbeiders hoofdzakelijk als reagerend op onderdrukking en afhankelijk van één of andere leiding van buitenaf die hen voor de revolutie moest mobiliseren. Zoals bekend werd de politieke partij van professionele revolutionaire intellectuelen door de marxisten-leninisten de bekwaamheid toegedicht om in te zien wat de algemene belangen van de klasse waren en om deze aan de arbeiders, die immers gevangen bleven in louter "economische" eisen, te onderwijzen. De kritische theorie, die de orthodoxe marxistische analyse van de kapitalistische hegemonie binnen de fabriek grotendeels accepteerde en deze visie heeft doorgetrokken naar de cultuur en de samenleving als geheel, heeft ook de rol van professionele intellectuelen centraal gesteld als zijnde de enigen die in staat zijn om de nuances van de instrumentalistische overheersing te doorgronden en een weg door het struikgewas naar het licht te vinden. In beide gevallen was niet alleen het grootste deel van de empirische en historische analyses, maar ook van de theorie, gericht op het doorgronden van de overheersingsmechanismen en de ontelbare manieren waarop de arbeiders tot slachtoffer werden gemaakt. Wat beide stromingen echter achterwege lieten is het bestuderen van de macht van de arbeiders om deze mechanismen te breken, om het systeem in een crisis te storten en de sociale structuren op een andere wijze samen te stellen. Niet in staat zijnde om een theorie van de macht van de arbeiders te ontwikkelen, werd ook hun begrip van de overheersing beperkt door het onvermogen om de onzekerheid van de kapitalistische macht waar te nemen en hoe het zich herhaaldelijk en vaak wanhopig heeft moeten aanpassen aan een zich autonoom ontwikkelende subjectiviteit van de arbeidersklasse om aan de macht te blijven d.w.z. te overleven. Het resultaat is dat hun theoretische begrippenkader eenzijdig is gebleven en meer een lofzang op de kapitalistische macht is dan een bruikbaar hulpmiddel voor ons in de strijd.

Dat brengt ons bij mijn volgende vraag. Wat is het politieke belang van zo'n onderscheid tussen het "autonome marxisme" en andere marxistische tradities?
Het politieke belang van het centraal stellen van onze macht in ons denken over de klasseconflicten in het kapitalisme, over de dynamiek van de ontwikkeling van deze conflicten, ligt in het simpele feit dat we alleen op basis van een accurate inschatting van onze eigen macht zinvol kunnen debatteren over hoe we verder gaan met de opbouw van die macht. Als we al onze tijd spenderen aan praten over de macht van het kapitaal om dit te doen, of om dat te doen, om ons op een bepaalde wijze beperkingen op te leggen of ons te dwingen zus of zo te doen, dan hebben we geen instrument om er over te praten wat we vervolgens moeten doen en vervallen we vaak tot wanhopige en ongepaste actie. Als we echter uitgaan van een inschatting van de macht die we hebben en proberen te begrijpen wat het kapitaal doet reagerend op die macht, dan zijn we beter gesitueerd om na te denken over hoe we verder moeten gaan met de strijd.

Bijvoorbeeld?
Laten we de huidige inspanningen in Europa en Noord-Amerika nemen om tot een interne markt cq. vrijhandelszone te komen. Traditionele orthodoxe marxistische analyses zullen er toe neigen om zulke ontwikkelingen op te vatten in termen als: de intrinsieke wetten van de kapitalistische ontwikkeling, als een reactie op de tendentiële daling van de winstvoet, als een reactie op een achterhaald regulatie-regime of als een nieuwe weldoordachte zet in het kader van de inter-kapitalistische competitie op wereldschaal. Geen van deze uiteenzettingen bevat ook maar iets wat lijkt op een analyse van de macht van de arbeiders en tonen dan ook weinig besef van waar we staan en hoe we met de situatie moeten omgaan. Een autonome marxistische analyse daarentegen, die de huidige crisis van het kapitalisme opvat als een mislukking van verschillende kapitalistische strategieën om de macht van de arbeiders te beheersen en te instrumentaliseren, biedt zo'n uitgangspunt wel. Een voorbeeld. De toegenomen mobiliteit van het constante kapitaal gekoppeld aan vrije handel (bijv. productiemiddelen worden van land A naar land B verplaatst omdat de producten nu terug naar land A kunnen worden gezonden) kan worden gezien als een reactie op de mobiliteit en macht van arbeiders (bijv. de autonome beweging van migranten en de starheid en de kosten die het door de arbeiders worden opgelegd in landen waar zwaar geïnvesteerd is in constant kapitaal). Zo'n analyse legt niet alleen een link tussen de vrije handel en andere issues, zoals racisme en etnische zuiveringen. Het suggereert ook een politieke strategie van circulatie van strijd tussen groepen wiens macht verantwoordelijk is geweest voor de crisis. En als het constante kapitaal in beweging komt, suggereert het ook een parallelle strategie van versnelling van de circulatie van strijd via de veranderende elementen. Dus, als we zien dat in Noord-Amerika honderden strijdende groepen, in Canada, de VS en Mexico, coalities met elkaar aangaan en er zo nieuwe vormen van organisatie op continentaal niveau ontstaan -maar niet op traditionele wijze via vakbonden en partijen- dan moeten we niet verbaasd zijn noch proberen zo'n organisatie in oude modellen te wringen. In tegendeel, een nieuwe continentale samenstelling van de klasse roept om nieuwe organisatievormen en we moeten bereid zijn om aan de opbouw ervan deel te nemen.

In het voorwoord van je boek Reading 'Capital' Politically bespreek je expliciet de historiografische evolutie van het autonome marxisme m.b.t. de sociale strijd. Zie jij bepaalde verschillen tussen het Italiaanse en het Amerikaanse autonome marxisme of juist punten waarop ze elkaar aanvullen? Kun je iets vertellen over hun historische wortels en hun evolutie?
Wat betreft aanvullingen en verschillen moet om te beginnen worden opgemerkt dat ze oorspronkelijk aan elkaar verwant zijn. Het spoor van zowel het Italiaanse als het Amerikaanse autonome marxisme gaat terug tot de vroege afkeer van de consolidatie van de macht van de Bolsjewieken in de vorm van het staatskapitalisme en daaropvolgend de kritiek op de Sovjet-macht en zijn westerse apologeten. In de periode na de Tweede Wereldoorlog was de geboorte van de Italiaanse arbeiders-autonomie, gedeeltelijk, geworteld in de internationale circulatie van een nieuwe marxistische politiek van onderop gericht tegen die van de partijen. Danilo Montaldi vertaalde en verspreide The American Worker van de Johnson-Forrest-tendens, een studie van ex-trotskisten in de VS die al eerder in Frankrijk was vertaald en gepubliceerd door Socialisme ou Barbarie, een andere groep ex-trotskisten. Zowel de Amerikaanse Johnson-Forrest-tendens als Socialisme ou Barbarie stonden kritisch tegenover het Sovjet- en het trotskistische marxisme-leninisme en keerden terug naar de arbeiders zelf om het marxisme en de politiek van de strijd te heroverwegen. De inspanningen van Montaldi leidden vervolgens tot de fundamentele studies van het Italiaanse "operaismo" - die van Alquati, Panzieri en anderen rondom Quaderni Rossi. In al deze inspanningen kunnen we een vernieuwing van het marxisme zien die de autonome macht van de arbeiders in het centrum van zowel de theoretische als de politieke agenda plaatst en zodoende het marxisme en de arbeidersklasse weer bij elkaar bracht. De ontwikkelingen in de VS en Italië verschilden van elkaar natuurlijk, vanwege de verschillende omstandigheden, verschillende klasse-samenstellingen. In Italië lag de nadruk op de eerste plaats bij de grote fabrieken in het noorden, met FIAT natuurlijk als een prominente verschijning. In de VS in de jaren '50 was de focus ook gericht op de grote auto-fabrieken in de omgeving van Detroit. Maar waar de analyses en de politiek in Italië zich bewogen in de richting van een klasse-politiek gebaseerd op de ontwikkeling en technologische verandering in de fabriek (in toenemende mate bevolkt door jonge arbeiders uit het zuiden), bewogen deze zich in de VS in de richting van een anti-racistische politiek - in de eerste plaats door de groei van de burgerrechten-beweging, daarna door de oproeren in de steden medio jaren '60 en tenslotte door het feit dat de militante arbeiders in de fabrieken in toenemende mate uit jonge zwarten bestond. De dynamiek van de strijd in beide landen was dus heel verschillend, zo ook de ontwikkeling van de theorie. In Italië ontwikkelde de autonome theorie zich tot op bepaalde hoogte in het kader van, maar zeker ook tegen de dominante en goed ontwikkelde theorieën van het in het gedachtengoed van Gramsci gewortelde Italiaanse communisme. In de VS (en trouwens ook in Frankrijk) ontwikkelde de autonome theorie zich tegen een veel minder ontwikkelde trotskistische achtergrond. Hoewel in beide landen de algemene ontwikkeling vergelijkbaar was, leidden de meer subtielere debatten in Italië tot een veel grondiger heroverweging van de marxistische theorie en een veel systematischer ontwikkeling van nieuwe theoretische paradigma's, zoals de theorie van de klasse-samenstelling. Het is ook waar dat in de VS de marxistische theoretici van de autonome strijd veel minder in getal en marginaler waren in vergelijking met de snelle ontwikkelingen bij zwarten, chicano's, studenten en vrouwen. Hoewel we de impact van zo'n theorie op de strijd kunnen bestuderen, of de manier waarop de strijd de ontwikkeling van de theorie heeft beïnvloed - de marxisten die het ontwikkelden stonden zelf nooit in het centrum van de strijd. Als we spreken over Nieuw Links in de VS, dan wordt daar iets veel, veel breders en vagers mee bedoeld dan het "autonome marxisme". De meesten die betrokken waren bij de massa-bewegingen van de jaren '60 en later ook nog in de jaren '70 en '80, beschouwden zichzelf op geen enkele manier als marxist - nog afgezien van de vraag in hoeverre ze beïnvloed waren door marxistische ideeën of betrokken bij strijd die van betekenis is voor de marxistische theorie. Het was in feite zo dat Nieuw Links in de VS niet alleen gedefinieerd werd door de afwijzing van de partij-politiek van Oud Links, maar ook door de afwijzing van het grootste deel van haar marxistische theorie. De alomtegenwoordigheid en de ideologische en organisatorische invloed van links in Italië betekende dat de ontwikkeling en invloed van de autonome theorie veel meer geïntegreerd was in de klassenstrijd van de jaren '60 en '70. Veel meer activisten dachten over zichzelf en conceptualiseerden de strijd in expliciete marxistische termen. Binnen Italiaans Nieuw Links ontstond politieke ruimte voor "autonomia", waarin militanten een expliciet marxistisch geluid ontwikkelden dat de verscheidenheid van de strijd articuleerde die niet paste in de organisatie en de ideeën van Oud Links, bijv. de socialistische en communistische partijen. Hoewel het dus logisch is om het begrip "Nieuw Links" zowel in de VS als in Italië te hanteren, klinkt de term "autonoom marxisme" veel meer natuurlijker in de oren in de Italiaanse context.

Deel II: De Aard van de Kapitalistische Heerschappij - Arbeid
Wat is het politieke belang van jouw beschrijving van het kapitalisme als een systeem gebaseerd op het ongelimiteerde afdwingen van arbeid?
De meeste traditionele marxistische stromingen hebben het kapitalisme veel meer in termen van vorm dan in termen van inhoud gedefinieerd. D.w.z. bijna allemaal waren ze gefocussed op wat zij als specifieke vorm van uitbuiting van de arbeiders door het kapitaal zagen: de loon-vorm. De arbeidersklasse werd vervolgens gedefinieerd als loontrekkend proletariaat. De nadruk werd gelegd op uitbuiting. Het politieke doel was de afschaffing van het loon-systeem. De concentratie op de loon-vorm was een afgeleide van de wijdverbreide theoretische zienswijze dat arbeid, of werk, niet alleen een natuurlijk gegeven was in alle maatschappijvormen en één van de meest fundamentele kenmerken van de mens, maar dat de omverwerping van het kapitalisme de generalisatie van de arbeidsrelatie zou inhouden: socialisme en communisme zouden samenlevingen zijn bestaande uit één klasse, waar iedereen werkt zonder uitbuiting en met persoonlijke en collectieve bevrediging. Waar ik nu al een hele tijd betoog, is dat we een totaal andere kijk op de dingen en een hele andere lezing van de marxistische theorie en een andere politiek van omverwerping en vervanging van het kapitalisme krijgen, als we ons concentreren op het wezen van de sociale relaties van het kapitalisme: arbeid. Het kapitalisme is niet alleen een sociaal systeem dat mensen uitbuit d.m.v. arbeid, zodat we kunnen denken aan de beëindiging van de uitbuiting en het behoud van de arbeid. Het is een sociaal systeem dat tendentieel het gehele leven ondergeschikt maakt aan arbeid en zodoende diegenen die het tot arbeid dwingt vervreemd en hen er van weerhoud om hun eigen manieren van zelfverwerkelijking te ontwikkelen. Het ondergeschikt maken van het leven aan arbeid betekent niet alleen dat we gedwongen worden om vele uren te werken -zo lang dat we maar weinig energie over houden voor andere activiteiten - maar ook dat die andere activiteiten er toe neigen om te worden gereduceerd tot het louter herscheppen van leven als arbeidskracht, d.w.z. de bereidheid en het vermogen tot werken. Bijvoorbeeld, voor diegenen die de gehele werkweek loonarbeid verrichten (maandag t/m vrijdag voor de meeste) geldt niet alleen dat de meeste uren waarop we niet slapen, al werkende, direct in beslag genomen worden door het kapitaal, maar geldt ook dat veel zogenaamde "vrije" tijd besteed wordt aan het voorbereiden op het werk, naar je werk gaan, van je werk weer naar huis gaan, bijkomen van je werk, doen wat noodzakelijk is zodat je de volgende dag weer naar je werk kunt, enz. Voor hen die geen loonarbeid verrichten, bijv. in de thuissituatie ( huisvrouwen, kinderen en soms ook mannen), wordt de "vrije" tijd meestal besteed aan huishoudelijke arbeid, wat niet alleen de reproductie en instandhouding van het huiselijke leven betekent, maar ook de vorming van de kinderen tot arbeiders en de reproductie van arbeiders als arbeiders. M.a.w. kinderen moeten opgevoed worden om bevelen uit te voeren, om hun verlangens en spontaniteit te beteugelen en te leren om te doen wat ze gezegd wordt (hetzelfde doen leraren op school). Kinderen worden dus niet vrij gelaten om het leven op hun eigen manier te ontdekken, maar worden aan het werk gezet om zichzelf in arbeiders te veranderen en ook hun ouders als zodanig te reproduceren. Op vergelijkbare wijze werken vrouwen in de hoedanigheid van huisvrouw niet louter voor of met hun mannen. Hun arbeid reproduceert hun mannen dagelijks als arbeidskracht, door voor het eten te zorgen, de was te doen, te zorgen voor een prettige omgeving, het aanbieden van seksuele en psychologische diensten die het mogelijk maken dat ze iedere dag terugkeren naar hun werk zonder dat ze de baas of zichzelf doodschieten. Vergelijkbare analyses kunnen worden gemaakt van de "vrije" tijd in het weekend of tijdens vakanties. Wat ik dus wil zeggen is dat het kapitaal niet alleen zijn overheersingsmechanismen heeft uitgebreid tot buiten de fabriek (wat de kritische theorie al lange tijd heeft beweerd), maar dat deze mechanismen het afdwingen van arbeid inhouden, inclusief de arbeid die het leven reproduceert als arbeid. Redenaties als deze werden oorspronkelijk ontwikkeld door vrouwen in de feministische beweging en kregen een marxistische vertaling in het werk van o.a. Mariarosa Della Costa in Italië en Selma James in de VS, welke ik beide tot de "autonome marxisten" zou willen rekenen. Ze waren later verder uitgewerkt naast andere vormen van niet-loonarbeid zoals het huiswerk van scholieren en het werk van boeren, om op zo'n manier duidelijker te kunnen maken hoe het kapitaal steeds probeert om het gehele leven te veranderen in arbeid ten behoeve van de eigen reproductie, hoe het probeert de gehele maatschappij te veranderen in een grote "sociale fabriek" of een sociaal tuchthuis.

Wat is hier de rol van klasse-autonomie?
Het inzicht dat het kapitaal probeert om arbeid af te dwingen ook buiten het kader van de loonarbeid moet hand in hand gaan met hetzelfde begrip van de kapitalistische heerschappij in het kader van de loonarbeid: namelijk dat dwang altijd gepaard gaat met strijd. Net zoals de arbeiders zich verzetten tegen de arbeidsdwang in de fabriek of op het kantoor d.m.v. langzaam-aan-acties, stakingen en sabotage, zo verzetten ook de niet-loonarbeiders zich tegen de reductie van hun leven tot arbeid. Het is op dit punt dat de autonome theorie verder gaat dan de doodlopende weg van de kritische theorie. I.p.v. ons te fixeren op de kapitalistische hegemonie, op de alomtegenwoordigheid en volmaaktheid van de kapitalistische dominantie, moeten we de macht van mensen om te vechten tegen hun reductie tot louter arbeidskracht leren kennen en articuleren. Juist omdat het kapitaal probeert om te interveniëren in het leven in haar totaliteit, rebelleert het leven ook in haar totaliteit. Alle uithoeken van het leven worden terreinen van opstand en strijd tegen deze onderdrukking. Huisvrouwen gaan thuis in staking of gaan collectief de straat op. Studenten nemen klassen en scholen over en creëren "vrije universiteiten" gebaseerd op vrije studiemogelijkheden buiten de instituties om. Boeren weigeren om hun productie (en dus hun arbeid) ondergeschikt te maken aan de markt en werken samen in het opbouwen van netwerken gebaseerd op wederzijdse hulp. De "werklozen" weigeren om betaald werk te zoeken. "Cultuur" wordt een terrein van hevige klassenstrijd tussen bevrijding en restauratie/instrumentalisatie. Enzovoorts. De erkenning van dit alles betekent niet alleen dat de klassenstrijd alomtegenwoordig is, maar dat de strijd van de loonarbeiders en niet-loonarbeiders onafscheidelijk met elkaar verbonden zijn door de gemeenschappelijke weigering van de arbeid, d.w.z. de weigering het leven tot arbeid te laten reduceren en de strijd voor alternatieve manieren van leven. De Oud-Linkse definitie van de arbeidersklasse als het loontrekkend proletariaat is dus niet alleen verouderd omdat het kapitaal de niet-loonarbeiders heeft geïntegreerd in de reproductie van zichzelf, maar omdat de strijd van de niet-loonarbeiders die van de loonarbeiders aanvult. Maar tegelijkertijd kent de strijd voor alternatieve manieren van leven en tegen de reductie van het leven tot arbeid, verschillende gezichten. Anders dan de oudere marxistische ideeën, die het kapitalisme wilden vervangen door een soort homogeen socialisme, moeten we het communisme opvatten als een diversiteit aan alternatieven. Revolutie betekent explosie i.p.v.reductionisme en de vervanging van het ene gelijkgeschakelde plan door het andere. Hierin ligt het belang van de autonomie van de strijd van de verschillende sectoren van de klasse.

Hier wordt fundamenteel afgeweken van de traditionele interpretatie van de marxistische theorie.
Inderdaad, omdat de meeste interpretaties van de marxistische theorie, m.n. de arbeidswaarde-theorie, niet hebben ingezien waarom de theorie van Marx een arbeidstheorie was. Niet omdat hij arbeid vereerde als de enige waarde-bron in de maatschappij, maar omdat de kapitalistische overheersing plaatsvindt d.m.v. de universele conversie van leven in arbeid, toen en nu nog steeds. In andere klasse-maatschappijen was ook sprake van mensen die anderen dwongen tot arbeid - lijfeigenen werden tot arbeid gedwongen ten tijde van het feodalisme, slaven in de mediteraanse maatschappij in de oudheid enz. - de wereld heeft echter nog nooit een maatschappij gezien waarin het leven als arbeid werd herdefinieerd. Velen hebben nauwkeurig Marx' analyse van de vervreemding in de Manuscripten van 1844 gelezen als een kritiek op de kapitalistische perversie van de arbeid en hebben geconcludeerd dat socialisme en communisme met zich meebrengen dat de arbeid van die perversie bevrijd wordt. Waar ze volgens mij de fout in zijn gegaan, is dat ze de concentratie van Marx op arbeid hebben geïnterpreteerd als het resultaat van zijn overtuiging dat niet-vervreemde arbeid het ultieme doel van het menselijk bestaan is, dat arbeid de mensheid definieert. In plaats daarvan zouden we moeten inzien dat het voor Marx logisch was om zijn analyses op arbeid te concentreren vanwege de centrale rol ervan in de kapitalistische overheersing. We zouden ons moeten herinneren dat Marx in Het Kapitaal, in de Grundrisse en in andere geschriften, erkent dat mensen strijden tegen arbeid, niet alleen omdat het kapitalistische arbeid is (via welke ze worden uitgebuit) maar omdat het leven meer inhoudt dan louter arbeid. De kwalitatieve transformatie van arbeid onder het kapitalisme -als vervreemding- wordt niet alleen door zijn organisatie voortgebracht, maar door zijn kwantitatieve omvang. In de discussie over absolute meerwaarde en de strijd om de arbeidsdag, wijst Marx er op dat de kapitalistische overheersing wordt bereikt d.m.v. de uitbreiding van arbeid - via meerarbeid en meerwaarde. In het hoofdstuk over het arbeidsproces, staat in de discussie over de verandering van arbeid in het algemeen tot kapitalistische arbeid, de kwantitatieve uitbreiding van de arbeid centraal. Het centrale thema in het hoofdstuk over de arbeidsdag is de strijd van de arbeidersklasse tegen die uitbreiding en later voor zijn verkorting. In de Grundrisse staat in de discussie over het te boven komen van de waarde arbeid door beschikbare tijd als waarde, de verkorting van de arbeidstijd centraal. Iedere keer als Marx een post-kapitalistische maatschappij voor de geest roept verschijnt het beeld van het individu (en het collectief) dat veel doet en niet alleen werkt. Het te boven komen van de vervreemding is alleen mogelijk door een zodanige kwantitatieve reductie van arbeid, zodat arbeid, naast vele andere, één van de integrale aspecten wordt van een rijk en divers menselijk bestaan. De bevrijding van de arbeid is alleen denkbaar als we onszelf van de arbeid bevrijden, d.w.z. van de kapitalistische reductie van het leven tot arbeid. Zodra we dit inzien, worden we verlost van het productivisme van alle oude socialistische illusies; zijn we vrij om na te denken over strijd, revolutie en vrijheid in termen van het gelijktijdige terugdringen van arbeid uit het centrum van het leven en de restauratie ervan als een middel, naast andere, in dienst van de ontwikkeling van de mens.

Welke betekenis heeft het ongelimiteerde afdwingen van kapitalistische arbeid op wereldschaal? Welke 'autonome' ruimte is er in de dynamiek tussen noord en zuid?
De diepere betekenis van dit alles wordt juist op wereldschaal zichtbaar, als we de situatie in het zuiden begrijpen in samenhang met die van het noorden. Het kapitalisme is altijd een wereldwijd systeem geweest. Al vanaf het begin, vanaf de periode van primitieve accumulatie, was het dat. Het tot slavernij brengen van Afrika en de roof van land (d.m.v. genocide) in Amerika waren integrale bestanddelen van de ontwikkeling van het Britse en Noordeuropese kapitalisme. De Afrikaan werd tot slaaf gemaakt en tot arbeid gedwongen op het gestolen land van de Cherokee om katoen te produceren, nodig om het opleggen van arbeid aan de Engelse arbeiders in de textielfabrieken in stand te houden. Het verhaal van het imperialisme is maar voor een deel het verhaal van de roof van rijkdommen, van het aanboren van nieuwe markten en het verwerven van afzetgebieden voor het kapitaal. Het zijn allemaal momenten in het wereldwijde proces dat de volkeren van de wereld in arbeiders veranderd, hen verdeeld en nog eens verdeling zaait, met als doel om hen allemaal te controleren. In de 19e eeuw werden van Indiase wevers de duimen afgehakt om ze als arbeiders voor Britse fabrieken te behouden; een eeuw later werden Aziatische en Latijns-Amerikaanse arbeiders aan het werk gezet in verplaatste fabrieken terwijl Noordamerikaanse en Noordeuropese textielarbeiders werden ontslagen. Dit zijn niet slechts verschillende fases in de kapitalistische ontwikkeling; dit zijn veranderingen in de wereldwijde samenstelling van de klasse, als respons op de veranderende patronen van de strijd van de arbeiders. We kunnen het imperialisme niet in Leninistische termen begrijpen, d.w.z. als landen die andere landen uitbuiten. In plaats daarvan moeten we de politiek van de natie-staten begrijpen in termen van veranderende machtsevenwichten tussen de klassen. Het verhaal van de "transformatie van waarden in prijzen", is het verhaal van het kapitaal dat zich herverdeeld op basis van de verschillende gradaties waarin de controle over de arbeidersklasse plaatsvindt. Dit met als doel de controle over de arbeidersklasse als geheel te maximaliseren. Waarom zijn sommige delen van de wereld "ontwikkeld" terwijl andere delen "on-ontwikkeld" bleven? Voor een deel omdat een internationale loon/inkomen-hiërarchie noodzakelijk is om de klasse wereldwijd te controleren. Voor een groot deel omdat in de ontwikkelde gebieden mensen op een winstgevende manier aan het werk konden worden gezet en in andere niet. Wat marxisten bij herhaling niet hebben ingezien is hoe arbeiders in "onderontwikkelde" gebieden hebben geweigerd om onder kapitalistische verhoudingen te werken, d.w.z. onder winstgevende verhoudingen. Hun "achtergeblevenheid" was hun weigering om toe te treden tot de arbeidersklasse. Onderontwikkeling is een teken van hun kracht, niet alleen van hun zwakte (bijv. het onvermogen om een hoog loon af te dwingen). De internationale tegenhanger van de blik op arbeiders als zijnde slachtoffer, is te kijken naar arbeiders elders, onderaan de loon/inkomen-hiërarchie, als enkel uitgebuitene en onderdrukte. De begrippen "ontwikkeling" en "onderontwikkeling" zijn inderdaad misleidend. Niet alleen omdat ze processen en toestanden suggereren, maar ook strategieën. Momenteel worden zich voorheen snel ontwik-kelende industriële gebieden in Amerika en Noord-Europa onderontwikkeld (d.w.z. de-industrialiseerd) terwijl sectoren in de zogenaamde Derde Wereld juist worden ontwikkeld (d.w.z. worden geïndustrialiseerd). Dit patroon kan alleen worden begrepen in termen van verschillende ritmes van klassenstrijd, veranderende machtsevenwichten binnen een geheel, terwijl de onschendbaarheid van het geheel herhaaldelijk wordt bedreigd door aanvallen op alle niveaus van de hiërarchie. Geen enkele analyse van de huidige crisis aangaande de klassemacht is bruikbaar als de specifieke verhoudingen van lokale variaties niet in een bredere context worden geplaatst. Het kapitaal opereert op een wereldwijd niveau en de strijd van de arbeidersklasse vindt overal plaats. Daarom moet een anti-kapitalistische strategie, net als kapitalistische strategieën, wereldwijd worden geformuleerd en in praktijk gebracht. Het multinationale kapitaal organiseert zichzelf door middel van multinationale ondernemingen, interstatelijke relaties en supranationale staatsvormen (bijv. het IMF). Geen van deze vormen zijn geschikt voor ons, maar we moeten de internationale circulatie van onze strijd op wereldwijd niveau organiseren. "Wereldwijd denken - lokaal handelen" is niet genoeg; onze lokale acties moeten elkaar aanvullen en dat gebeurt niet noodzakelijkerwijs automatisch.

Deel III: De Weigering van Arbeid
Na de jaren '70 lijkt in Italië de expliciet theoretische discussie over de weigering van arbeid te zijn opgeschort. Dit heeft zonder twijfel te maken met het feit dat de positie van de massa-arbeider - wiens praktische weigering de inspiratiebron voor deze analyse was - is verzwakt, territoriaal is gefragmenteerd en dat een nieuwe klasse-samenstelling zichtbaar wordt. Sommigen hebben het zelfs over de "constitutieve macht van de arbeid" zonder de relaties tussen deze constitutieve macht en de strijd tegen arbeid theoretisch te vatten. Jij daarentegen, lijkt te denken dat de weigering van arbeid noch op het niveau van de concrete strijd, noch op het niveau van de politiek-theoretische beeldvorming, opzij kan worden geschoven. Zou je dat willen toelichten?
Het opkomen van de "weigering van arbeid" als een expliciete eis in Italië, deed ons weer herinneren dat de arbeidersklasse altijd tegen arbeid heeft gestreden, vanaf de tijd van de primitieve accumulatie tot nu. Verkorting van de arbeid en het leven bevrijden van de arbeid waren expliciete eisen die samengingen met de strijd voor de 10- en 8-urige werkdag, waarover Marx schreef in het Kapitaal. Tussen 1880 en 1940 hakte de strijd van de arbeiders in de VS de werkweek doormidden en werd het weekeinde gecreëerd. In andere periodes, vooral wanneer de officiële arbeidersbeweging aan de macht was, werd de eis onderdrukt en aan het zicht onttrokken en was het alleen waarneembaar in het passieve verzet en de sabotage van arbeiders in het dagelijks leven. Als gevolg van de opkomst van zo'n expliciete eis werd het marxisme in belangrijke mate verjongd. In de jaren '50 bijvoorbeeld, hielden zelfs autonome marxisten die de autonomie van de strijd van de arbeiders en de autonomie van sectoren van de klasse (bijv. zwarten, vrouwen) als theoretisch uitgangspunt namen, nog steeds vast aan het idee dat bij de revolutie de bevrijding van de arbeid d.m.v. de toe-eigening van de arbeid centraal stond. De grootscheepse weigering van de massa-arbeiders in Italië was een levendige herinnering aan de fundamentele waarheid dat zo lang arbeid het middel tot overheersing is zullen arbeiders strijden tegen arbeid (en dus tegen het feit dat ze louter arbeiders zijn). Terugblikkend kunnen we vaststellen dat een groot deel van de sociale conflicten eind jaren '60 en in de jaren '70 kunnen worden begrepen in termen van de strijd tegen arbeid, zelfs als de protagonisten hun eisen niet in deze termen onder woorden brachten. Een aanzienlijk deel van de studentenrevolte kwam neer op de weigering van arbeid die juist tot doel had arbeidskracht te creëren. Tegelijkertijd werd de tijd en de mogelijkheid geëist om dingen te studeren die tegemoet kwamen aan de behoeften van de studenten i.p.v. die van het kapitaal. Een groot deel van de strijd van vrouwen kan worden gezien als een weigering om hun traditionele rol in de sociale fabriek te vervullen d.w.z. de voortplanting en reproductie van arbeidskrachten en als een strijd voor andere gender- en sociale verhoudingen. De strijd van de zwarten in de straten van de Amerikaanse steden was niet alleen een uiting van wanhoop maar ook een rebellie tegen de aan hun toegewezen rol in het accumulatieproces: in de marge, als deel van het reserve-leger die de arbeidsmarkt doet functioneren, van het ene naar het andere laag betaalde baantje, levend onder het bestaansminimum, uitgesloten van enige politieke participatie, etc. Het was een afwijzing van bepaalde vormen van arbeid, net zoals door studenten en vrouwen, maar niettemin een afwijzing van arbeid. Helaas hebben vele marxisten, met hun traditionele focus op niet-vervreemde arbeid als zin van het menselijke bestaan, dit fundamentele antagonisme binnen het kapitalisme maar al te snel vergeten en zijn ze eens te meer terug gevallen op de ideologie van de revolutionairen van rond de eeuwwisseling die de productiemiddelen of de fabriek wilden overnemen (of in de sociale fabriek van na de oorlog: "de stad overnemen") met als doel zowel manager als arbeider te worden.

Het feit dat de samenstelling van de klasse is veranderd, dat delen van de fabriek zijn verspreid en dat de organisatie verbonden met de massa-arbeider gedeeltelijk is gefragmenteerd en veranderd in een meer flexibele en vloeiende organisatie van "maatschappelijke arbeiders" (operaio sociale), doet niets af aan dit fundamentele antagonisme; alleen de vormen van strijd worden er door veranderd. In 1978 woonde ik aan de School van de Architectuur in Milaan een conferentie bij over de "Fabbrica Diffusa". Er werd veel gediscussieerd over de vraag in hoeverre de verspreiding van de fabriek een slimme kapitalistische reactie was op de strijd van de massa-arbeider, of in hoeverre het een kapitalistische aanpassing was aan de opkomst van de "maatschappelijke arbeider" die de fabriek vrijwillig de rug had toegekeerd. Sindsdien is er veel onderzoek verricht naar dit onderwerp en werden -zoals we hadden kunnen vermoeden- voor beide fenomenen bewijzen aangesleept. Maar of we nu praten over de opkomst van de "hollow corporation", die het afdwingen van arbeid indirect coördineert via de manipulatie van vraag en aanbod (van financiën, van markten, van de informatie), of over de mistige, onderling verbonden wereld van de high-tech, die netwerken van onderzoekers over de hele wereld met elkaar verbindt - het feit dat individuen en kleine groepen individuen directe controle uitoefenen over een deel van hun productiemiddelen verandert niets aan het feit dat ze nog steeds gedwongen zijn om voor het kapitaal te werken. Er zijn altijd arbeiders geweest die directe controle uitoefenden over hun productiemiddelen zoals onafhankelijke vrachtwagenchauffeurs, ambachtslieden, boeren enz. Het feit dat je nu ook computers, design-software en andere apparatuur tot deze productiemiddelen kunt rekenen verandert niets aan het feit dat ze nog steeds worden gedwongen om voor het kapitaal te werken. Het opdringen van "immateriële arbeid" is net zo goed een vorm van overheersing als dat van "materiële" arbeid. Gedwongen worden om te werken met je hoofd -wat altijd een integraal deel van arbeid is geweest en lange tijd de gespecialiseerde activiteit van enkelen, terwijl anderen er toe werden beperkt om te werken met andere delen van het lichaam- verandert de voorwaarden van de uitbuiting maar niet zijn werkelijkheid. Het verandert alleen de voorwaarden waaronder dwang wordt uitgeoefend en de aard van de mogelijkheden tot weigering en verzet. Wanneer huidige marxistische theoretici spreken over de constitutieve macht van arbeid zonder de plaats van die arbeid te bepalen en de positie t.o.v. andere sociale antagonismen, vallen ze terug in de oude traditionele socialistische verheerlijking van arbeid. Het feit dat het kapitaal probeert om alle facetten van het leven in arbeid te veranderen betekent niet dat het hierin ook slaagt en dat we het daarom alleen maar over arbeid en haar constitutieve macht hoeven te hebben. De strijd tegen arbeid neemt toe naarmate arbeid meer verbreid raakt. Hierdoor wordt het mogelijk om zowel de verscheidenheid van vormen van weigering, alsook het scala aan activiteiten wat hiervoor in de plaats treedt, en dus de veranderende relatie tussen arbeid en niet-arbeid, te onderzoeken. Als gevolg van veel onderzoek, en praktische ervaring, weten we veel over wat het betekent om arbeid te weigeren aan de lopende band - hoe arbeiders staken, hoe ze de lopende band saboteren zodat ze niet hoeven te werken, enzovoort. Onderzoek heeft ook duidelijk gemaakt wat het betekent om arbeid te weigeren in de sociale fabriek - hoe vrouwen weigeren om kinderen te krijgen, hoe studenten weigeren om te studeren, hoe werklozen weigeren om arbeid te zoeken enzovoort. Dit soort onderzoek maakt duidelijk wat het betekent om immateriële arbeid te weigeren - hoe arbeiders achter computers spelletjes spelen in plaats van gegevens te verwerken, hoe hackers het omzetten van informatie in privé-eigendom saboteren, hoe wetenschappers hun eigen belangen dienen met bedrijfsgeld en financiering door de staat, hoe tv regisseurs en acteurs subversief materiaal in plots en scripten van soaps inbrengen, hoe onderwijzers het weigeren van discipline verkondigen in plaats van gehoorzaamheid, hoe professoren en studenten computernetwerken gebruiken voor de circulatie van strijd in plaats van voor de circulatie van opstandbestrijding enzovoort. Het weigeren van arbeid verdwijnt niet, alleen de vorm verandert, samen met de veranderende vorm van het op kapitalistische wijze opleggen van arbeid. Wat we moeten bestuderen en moeten organiseren is niet alleen de constitutieve macht van arbeid, maar de constitutieve macht die we uitoefenen op alle terreinen van het menselijk bestaan. Alleen op deze manier kunnen we de reconstitutie van arbeid opnieuw overdenken, op manieren die het opnieuw integreren als een zinvolle activiteit te midden van andere activiteiten.

Hoewel ik het argument van het belang van de strijd tegen arbeid in abstracte zin kan begrijpen, vraag ik me af wat voor zin het heeft om te spreken over een strijd tegen arbeid in een periode waarin het kapitaal mensen arbeid onthoudt? Ik heb het over het feit dat West-Europa, en zelfs de VS tot op zekere hoogte, op dit moment het hoogste werkloosheidscijfer sinds de Tweede Wereldoorlog kent. In Italië worden we geconfronteerd met 40% werkloosheid in het Zuiden in Duitsland is het gemiddelde werkloosheidscijfer 7,5%, het hoogste sinds 1949 en in Oost-Duitsland is het meer dan 30%. Hoe kunnen we onder dit soort omstandigheden spreken over het weigeren van arbeid?
Goeie vraag! Laten we eerst analytisch naar de situatie kijken. We weten dat een hoge werkloosheid een integraal onderdeel vormt van de reactie van het kapitaal op de crisis die haar door de arbeidersklasse is opgelegd - waarbij de strijd tegen arbeid een cruciale rol heeft gespeeld. Dit is niets nieuws, het was een bekende strategie gedurende de 19e eeuw, ja, zelfs tot de jaren 30 van deze eeuw toen een enorme cyclus van arbeidersstrijd zoveel macht verwierf dat ze haar zelfs een tijdje kon afschaffen. Hun strijd dwong een algemeen aannemen van het Keynesianisme af waarin werkloosheid een ondergeschikte tactiek was, in het Noorden tenminste. Dit duurde tot de huidige crisis eind jaren '60 tot uitbarsting kwam - een crisis van het Keynesianisme, onder andere. Helaas is het patroon van de ontwikkeling van de crisis geweest dat de arbeidersklasse niet de macht heeft gehad om te verhinderen dat werkloosheid als wapen werd gebruikt. Maar wat voor soort wapen is het? Het is niet een gebrek aan arbeid! Wanneer de arbeiders in Crotone zeggen "Alles wat we willen is de mogelijkheid om te werken, voor onszelf en onze kinderen", reageren ze op het feit dat hun inkomen wordt verminderd wanneer ze van salaris terugvallen op een uitkering en dat de risico's van een inkomensdaling in de toekomst plotseling aanzienlijk zijn vergroot. Wanneer arbeiders hun betaalde baan verliezen worden ze van het actieve naar het reserve-arbeidsleger overgeheveld. Maar het arbeidsreserveleger werkt nog steeds - het wordt verondersteld de arbeid nodig voor de reproductie van de arbeidskracht te verrichten en de arbeidsmarkt te laten functioneren door te zoeken naar betaalde banen. Dit is een oud en maar al te bekend fenomeen in Calabria en we weten dat "de arbeidsmarkt laten functioneren" vaak migratie met zich meebrengt doordat arbeiders worden gedwongen naar het Noorden te vertrekken op zoek naar lonen. De rebellie in Crotone, toen volgens de berichtgeving in de V.S., arbeiders hun binnenkort te sluiten chemische fabriek bezetten, was een rebellie tegen de verslechtering van de arbeidsomstandigheden en dus van het leven van de ontslagen arbeiders. Werkloosheid is een wapen bedoeld om arbeiders voor arbeid te laten vechten in plaats van tegen arbeid, d.w.z. voor betaalde banen. Onderdeel van ons werk is om de dynamiek van deze situatie duidelijk te maken zodat arbeiders kunnen strijden voor datgene wat ze echt willen en dat is een gegarandeerd inkomen en minder werk. In zekere zin gaan ze dit sowieso doen want wanneer ze betaalde banen krijgen zullen ze weer tegen de arbeid strijden, hoewel misschien minder intensief omdat ze nu banger zijn om hun salaris weer te verliezen. Zoals ik zeg, het is een oud spelletje, we kennen de regels, ze zijn tegen ons gericht, maar het is niet onmogelijk ze te bevechten. Wanneer we de geschiedenis van de strijd tegen de arbeid onderzoeken, zien we verschillende manieren van hoe de strijd is verlopen. De Luddieten verwoesten de machines die ze verantwoordelijk achten voor het verlies van hun inkomen. Dat heeft niet echt gewerkt, ook al waren ze niet zo gek als sommigen hebben beweerd. Latere arbeiders hebben expliciet het verband gelegd tussen de strijd tegen de arbeid met het vraagstuk van de werkloosheid door te eisen dat wat voor arbeid/lonen er ook zou komen, ze voor het gehele arbeidsleger zou moeten gelden. Een vermindering van de arbeidsdag (of week etc.) zou een middel kunnen zijn om inkomens te laten stijgen-verdelen. Zulke argumenten hoor je tegenwoordig in West-Europa, gestimuleerd door mensen als Andre Gorz. Onlangs zag ik een serie artikelen in Le Monde Diplomatique over deze benadering, wat suggereert dat dit argument in sommige kapitalistische kringen serieus wordt genomen. Gorz argument, waarschijnlijk afgeleid van Italiaanse lezingen van de Grundrisse en van de huidige situatie, suggereert dat het kapitaal het punt heeft bereikt, voorzien in "Fragment über Machinen", waar arbeid dusdanig door machines is vervangen, dat het eenvoudigweg niet meer voor genoeg "full-time banen" voor iedereen kan zorgen. De verdienste hiervan, wat de beperkingen ook moge zijn, is de weigering om terug te vallen in de oude traditionele linkse eis van "volledige werkgelegenheid" die juist de principes van het kapitalisme herhaald. De argumenten voor het "verdelen van de arbeid" speelde een belangrijke rol in de strijd van de 19e eeuw, evenals in de jaren '30, en het heeft geholpen om steun te mobiliseren voor de vermindering van arbeid. De beperkingen kunnen worden gevonden in hun voortdurende acceptatie van de legitimatie van arbeid binnen het kapitalisme, d.w.z. van arbeid die een overheersende rol speelt in plaats van ingesteld te zijn op de behoeften van mensen. Geplaatst binnen een radicalere kritiek op alle vormen van arbeid (betaald en onbetaald), d.w.z. van het kapitalisme en haar onderwerping van wensen en behoeften door het leven te structureren rondom arbeid, hebben zulke eisen de neiging om het kapitaal te ondermijnen in plaats van haar te versterken. Op de tweede plaats, in termen van de strategie van de arbeidersklasse, moet de strijd tegen de arbeid vormen vinden die passen bij de klassesamenstelling, zoals ik al eerder zei. De verontwaardiging van de arbeiders van Crotone zou zich niet enkel moeten richten op de sluiting van de fabriek, maar ook op de weigering van het kapitaal om arbeidsplaatsen te creëren daar waar de mensen wonen. Voor Italianen uit het zuiden is dit een van de duidelijkste en pijnlijkste aspecten geweest van het ondergeschikt maken van de verlangens en wensen aan arbeid/kapitaal - de manier waarop generatie na generatie werd gedwongen om huis en haard te verlaten, hun gemeenschap, hun gezin en familie, om werk te vinden in het noorden of zelfs in andere landen. De verplaatsing van arbeidsplaatsen naar de mensen i.p.v. andersom, is een begrijpelijke en voelbare eis die weerklinkt op de "roesthoop" van de Amerikaanse "Midwest" en te midden van de heuvels van Calabrië. Het is duidelijk dat het een strijd is die niet op lokaal niveau gewonnen kan worden. In het beste geval zal de staat een paar nep-arbeidsplaatsen creëren waar niemand behoefte aan heeft, zoals in het verleden openbare-werken-programma's. Vandaag de dag is de kwestie niet meer puur lokaal van aard. In deze tijd van wereldwijde herstructurering is het een eis geworden die door arbeiders in vele, vele gebieden in vele landen aangevoeld wordt. Eisen als "laat de arbeidsplaatsen thuis" en "schep nieuwe arbeidsplaatsen hier waar we ze nodig hebben" zijn echter niet voldoende als ze niet verbonden zijn met begeleidende kritieken op de aard van het werk, de arbeidstijd, het loon, de rol in de internationale arbeidsdeling etc. Daarom is er op het gebied van organisatie in ieder geval één ding wat we moeten doen: de precisering en circulatie van het inzicht van alle belangrijke problemen in zo'n situatie in deze tijd. Het is duidelijk dat we veel weten over al deze dingen. Het probleem is de circulatie van kennis en inzicht als een moment van acceleratie van de circulatie van strijd. Op dit punt heeft de dreigende versnelling van het proces van het verplaatsen van fabrieken, arbeidsplaatsen en lonen in Noord-Amerika als gevolg van Noordamerikaanse Vrijhandels Verdrag (NAFTA) juist geleid tot een versnelling van de circulatie van informatie, discussie en oppositie. Arbeiders die hun banen verliezen en deel worden van de groeiende werkloosheid hebben snel in de gaten dat het probleem niet lokaal kan worden opgelost. Dus voelen ze zich verbonden met de arbeiders in de fabrieken en de gemeenschappen waar de arbeidsplaatsen naartoe zijn verplaatst en steunen ze hun strijd. De pogingen van het kapitaal om de "beter bedeelde" arbeiders af te laten dalen naar het niveau armsten, wordt door de arbeidersklasse in toenemende mate beantwoord door de strijd van de armsten te steunen, als zijnde de beste manier om de "beter bedeelden" te steunen - een opwaartse nivellering van de klasse als geheel. Zo'n intra-nationale en internationale circulatie van strijd is vitaal voor onze strijd vandaag en een essentieel element in de strijd is te vermijden dat de inspanningen van het kapitaal leiden tot een strijd voor werk i.p.v. een strijd tegen werk.

Deel IV: Zelf-valorisatie
De weigering van arbeid brengt ons automatisch op het punt van constitutieve praktijken voorbijgaand aan het kapitaal. In je werk gebruik je de categorie "zelf-valorisatie", geïntroduceerd door Negri enkele jaren geleden. Wat bedoel je daarmee?
Toni Negri nam een tamelijk obscuur begrip van Marx over, dat door hem werd gebruikt (maar door heel weinig van zijn volgelingen) om de zelf-reproduktie van het kapitaal te beschrijven, en gaf er een nieuwe betekenis aan: de zelf-ontwikkeling van de arbeidersklasse. Het is een problematisch begrip, want de zelf-valorisatie van de arbeidersklasse komt niet overeen met die van het kapitaal. Misschien was een andere term beter op zijn plaats geweest (1). Het punt was om de aandacht meer te richten op het bestaan van autonomie in de zelf-ontwikkeling van de arbeiders tegenover het kapitaal. Veel te lang is de ontwikkeling van de arbeidersklasse door marxisten slechts opgevat als een afgeleide van de ontwikkeling van het kapitaal. Vroegere autonome marxisten, in het bijzonder Mario Tronti, hebben ons er aan herinnerd dat in de ogen van Marx het kapitaal (dode arbeid) in wezen de arbeidersklasse (levende arbeid) beperkingen oplegde, en niet andersom. De levende, inventieve kracht van de arbeid wordt gevormd door de verbeelding en de zelf-activiteit van de arbeiders, niet door het kapitaal. Toen de strijd van de massa-arbeider de vorm aannam van de weigering van de arbeid, ontwikkelde zich een tendens om deze essentiële en creatieve zelf-activiteit over het hoofd te zien. Op hetzelfde moment, in Italië eind jaren '60 en in de jaren '70, kwam het tot een uitbarsting van deze creatieve zelf-activiteit en verspreidde het zich over de gehele maatschappij in de vorm van ontelbare sociale, culturele en politieke innovaties. Negri's term zelf-valorisatie, gaf een naam aan de positieve inhoud van deze uitbarsting en richtte onze aandacht opnieuw op de manier waarop arbeiders niet alleen strijden tegen het kapitaal, maar ook voor andere manieren van leven. Het bood een uitgangspunt om de inhoud van de strijd van de arbeidersklasse op een andere manier waar te nemen, maar ook andere fundamentele kwesties zoals de aard van de revolutie en de 'overgang' naar een post-kapitalistische maatschappij. Negri heeft in zijn lezingen over de Grundrisse, gepubliceerd in Marx beyond Marx (2), heel goed laten zien dat de verwezenlijking van het communisme niet iets is wat later komt, maar iets wat herhaaldelijk wordt ontketend door zich ontwikkelende nieuwe vormen van zelf-activiteit van de arbeidersklasse op dit moment. Marx heeft dit uiteraard al eerder gezegd en met hem enkele vroegere autonome marxisten (bijv. C.L.R. James en zijn kameraden in jaren '50), maar Negri's theoretische werk heeft het idee op een hele degelijke manier opnieuw in de schijnwerpers geplaatst.

Hoe heeft het idee van zelf-valorisatie de politieke agenda beïnvloedt?
Een gevolg van de nieuwe aandacht voor wat ik de positieve inhoud van de arbeidersstrijd zou willen noemen, was een verandering van de politieke agenda voor velen van ons. Naast onze inspanningen om te begrijpen hoe de macht van de arbeidersklasse de crisis van het kapitalisme in de jaren '70 en '80 had veroorzaakt en in stand gehouden, begonnen we dus ook de historische processen van zelf-valorisatie te onderzoeken die ook een integraal onderdeel van de crisis voor het kapitaal uitmaakten en een uitgangspunt zouden kunnen bieden voor de verwezenlijking van het communisme in deze tijd. Waar het werk van Negri primair theoretisch van aard is gebleven en zijn empirische werk zich heeft beperkt tot enkele belangrijke industrieën, hebben anderen het onderzoek naar zelf-valorisatie voortgezet, van het nieuwe onderzoek naar de stedelijke culturele revoluties eind jaren '60 en jaren '70 in het noorden tot het bestuderen van de strijd van de boeren en inheemse volkeren in de steden en op het platteland van het zuiden. Waar Negri zich in toenemende mate heeft gericht op zelf-valorisatie op het gebied van arbeid, hebben ook andere studies op het gebied van zowel arbeid als activiteiten die niet direct aan arbeid gerelateerd zijn hun vruchten afgeworpen en een rijkdom aan inzichten opgeleverd over de verschillende ervaringen van creatieve strijdvormen die gedurende de crisis stand hebben gehouden, d.w.z. niet ingekapseld en vernietigd door de kapitalistische onderdrukking.

Welk verband zie jij tussen de weigering van arbeid en zelf-valorisatie?
Ik heb eerder gezegd dat het meest logische uitgangspunt voor het ontwikkelen van een politieke strategie voor de arbeidersklasse bestaat uit het begrip van onze eigen macht. Het concept van zelf-valorisatie richt onze aandacht niet alleen op onze macht om de kapitalistische overheersing te blokkeren en in te perken, maar ook op onze vaardigheden en creativiteit om alternatieven vorm te geven. Net zoals het concept van de "weigering van arbeid" ons helpt te begrijpen hoe een grote verscheidenheid aan sociale strijd de kapitalistische accumulatie heeft ondermijnd en in een crisis heeft gestort, zo helpt het concept van "zelf-valorisatie" ons ook te begrijpen hoe onze vaardigheden om nieuwe manieren van leven vorm te geven en te verdedigen -niet alleen tegen maar uitstijgend boven het kapitaal- de andere kant van de crisis uitmaakt. De kracht van de weigering is het vermogen om tijd en ruimte te bevechten die relatief vrij is van de kapitalistische arbeidsdwang. (Ik zeg "relatief vrij" omdat dergelijke vrijruimtes altijd worden beperkt en getekend door de kapitalistische macht.) De kracht van zelf-valorisatie is het vermogen om deze ruimte te bezetten met alternatieve activiteiten en nieuwe gemeenschapsvormen - om de communistische toekomst in het heden vorm te geven. Dit perspectief maakt het ons mogelijk om de creativiteit en verbeelding die binnen zgn. "nieuwe sociale bewegingen" aanwezig is, in een marxistisch theoretisch en politiek kader te herkennen en te begrijpen. Bewegingen die in de ogen van vele traditionele marxisten, vele post-marxisten en post-modernisten buiten het gezichtsveld van de marxistische theorie vallen. Maar zulke sociale bewegingen zijn altijd bewegingen geweest die zich tegen de vormen van dwang keerden die de kapitalistische fabrieksmaatschappij oplegde -of ze hun ideeën nu op een dergelijke manier articuleerden of niet - en zijn nieuw vooral wat betreft hun kracht en verbeelding. De vrouwen- en de homobeweging bijvoorbeeld keerden zich niet louter tegen de onderwerping van het leven aan de arbeid, maar hebben een grote verscheidenheid aan experimenten geïnitieerd m.b.t. de ontwikkeling van nieuwe vormen van gender- en gezinsverhoudingen, nieuwe vormen van persoonlijke en sociale verhoudingen tussen mannen en vrouwen, tussen mannen en tussen vrouwen. De milieubeweging heeft niet alleen de kapitalistische uitbuiting van het milieu aangevallen maar ook alternatieve verhoudingen tussen mensen en de rest van de aarde onderzocht. In hun ontwikkeling hebben deze bewegingen elkaar overlapt en beïnvloedt net zoals ze hun inspiratie hebben gezocht in vele alternatieve culturele praktijken, bijv. die van inheemse volkeren of in de pre-kapitalistische Europese geschiedenis. Wat ik wil benadrukken is dat het feit dat we het karakter van deze bewegingen kunnen vatten in marxistische termen niet wil zeggen dat ze geen onderwerp van analyse en politieke kritiek zijn. Net zoals andere vormen van strijd, zoals vakbondsactivisme, kunnen en moeten ze onderwerp van onderzoek en kritiek zijn. Niet alle creativiteit is vruchtbaar, niet alle vernieuwing draagt automatisch bij aan de ondermijning van het kapitaal of schept ruimte voor een andere manier van leven. Deze bewegingen kennen ook hun destructieve kanten - niet in de laatste plaats de afwijzing door sommigen van de marxistische analyse van het kapitalisme en de blindheid t.o.v. de aard van de vijand. Hetzelfde geldt voor vormen van "identiteiten-politiek" die door een dogmatisch benadrukken van verschil iedere mogelijkheid van politieke dialoog en politieke actie blokkeren. De post-structuralistische linguïstische theorie verschaft sommigen een gemakkelijk excuus om het moeilijke vraagstuk van de organisatie te omzeilen. Het is natuurlijk aan de marxisten om deze beperkingen te zien en te bekritiseren. Maar wat me op dit moment nog meer interesseert is de andere kant: het belang om in staat te zijn de positieve inhoud van deze bewegingen op zo'n manier waar te nemen en tegelijkertijd na te denken over hoe de sociale krachten die ze belichamen zouden kunnen bijdragen aan de opbouw van het communisme.

Deel V: Organisatie
Ten slotte het vraagstuk van de organisatie. Door de autonomie van de arbeidersklasse in het centrum van de marxistische theorie te plaatsen, die zoals je zegt moet worden opgevat als autonomie t.o.v. de partij en de autonomie van elke sectie van de arbeidersklasse t.o.v. elkaar, nijg je ertoe het vraagstuk van de organisatie op te vatten in termen van de circulatie van strijd. Wat bedoel je daarmee? Tot op welke hoogte denk je dat deze circulatie een georganiseerde circulatie kan of moet zijn?
Ik denk dat het concept van de circulatie van strijd ons een sleutel biedt m.b.t. het onvermijdelijke en fundamentele vraagstuk van de organisatie. We weten allemaal dat de oude leninistische en sociaaldemocratische formules voor organisatie (d.w.z. de partij) waardeloos zijn. Ze bevriezen de zelf-activiteit van de arbeidersklasse en reduceren het tot hanteerbare proporties. Zelfs de meer flexibele aanhangers van zo'n benadering, bijv. Rosa Luxemburg die de partij op de een of andere manier wilde afstemmen op de zelf-activiteit van de klasse, bleven gevangen in dergelijke formules. Sergio Bologna daarentegen stelde jaren geleden in zijn befaamde artikel "Klasse-samenstelling en de theorie van de partij" (vertaald in het Engels in Telos 13, herfst 1972) dat de organisatievorm van de arbeidersklasse mee moet veranderen met de verandering van de klasse-samenstelling. Geen enkele formule is altijd geschikt m.b.t het geheel van de klasse-samenstelling op een bepaald tijdstip, of op de lange termijn als de samenstelling verandert. M.a.w. we moeten stoppen met denken over de organisatie van strijd in termen van het creëren van speciale organisaties, d.w.z. instituties die altijd veranderen in bureaucratieën en zich verzetten tegen broodnodige veranderingen. In plaats daarvan moeten we nadenken over het vraagstuk van de organisatie van de arbeidersklasse in zijn meest fundamentele betekenis: het bewerkstelligen van de samenwerking tussen mensen in de strijd. We weten dat de arbeidersklasse divers is, en dat altijd is geweest. De samenstelling van de klasse is complex. Het kapitaal regeert door verdeeldheid en expansie, dus er is altijd sprake van een loon/inkomen-hiërarchie en een patroon van machtsverhoudingen dwars door alle sectoren van de klasse. Sommige arbeiders hebben meer middelen dan andere; sommigen hebben meer ruimte of tijd voor de strijd; sommigen domineren anderen enz.. "Verdeeldheid" betekent het kapitalistische management van de antagonismen binnen de klasse ten einde het gevaar van een explosie van de antagonismen tussen de klassen te minimaliseren. Bovendien leidt de diversiteit van de klasse ook tot een diversiteit aan vormen van zelf-valorisatie. Om met Gilles Deleuze en Felix Guattari te spreken: de "vluchtlijnen" [lines of flight] van de zelf-valorisatie vertrekken in vele verschillende richtingen. Zodra we het idee afwijzen dat de deze "vluchtlijnen" in een verenigd socialistisch project bijeen gebracht kunnen of zouden moeten worden en zodra we het idee afwijzen dat de verschillende sectoren van de klasse hun strijd en hun eigen behoeftes en verlangens ondergeschikt zouden moeten maken aan de strijd van anderen (wat vrouwen bijv. vaak te horen krijgen), dan erkennen en accepteren we dat "de" klassenstrijd, onvermijdelijk, bestaat uit vele afzonderlijke strijden die zich in vele richtingen bewegen en dat ze maar één element noodzakelijkerwijs met elkaar gemeen hebben: de afwijzing van de kapitalistische overheersing. Het kapitaal weet dit; zijn politieke strategie is er op gericht deze diversiteit op zo'n manier in banen te leiden dat de niet te onderdrukken onrust niet uit de hand loopt en wordt benut om de eigen ontwikkeling te stimuleren. Onze politieke strategie moet het omgekeerde inhouden: de antagonismen binnen de klassen zodanig op de spits drijven dat ze niet meer te beheersen zijn en de diverse projecten van zelf-valorisatie moeten wegen vinden om te voorkomen dat ze door het kapitaal worden ingekapseld en benut. Tussen ons en het kapitaal de maximalisatie van het antagonisme en onder ons het ontwikkelen van een politiek van verscheidenheid die het antagonisme minimaliseert of elimineert.

Het probleem is dat er geen magische formules bestaan, geen makkelijke wegen binnendoor, geen simpel "unite and fight", niet via een bepaalde organisatievorm, niet d.m.v. een ideologie en zelfs niet d.m.v. het marxisme (omdat het marxisme een antagonistisch begrip van de kapitalistische overheersing levert, maar geen formule voor post-kapitalistische manieren van leven). Wat we willen is dat onze verschillende strijden, tegen het kapitaal en voor alternatieve vormen van zelf-valorisatie, elkaar aanvullen en elkaar wederzijds versterken. Het probleem is om wegen te vinden om dit te realiseren. Uitgaande van de nauwkeurigheid van marxistische analyse zoals ik die hiervoor heb beschreven, levert de strijd tegen de kapitalistische reductie van het leven tot arbeid één gemeenschappelijk punt voor alle sectoren van de klasse en dus een basis voor wederzijds begrip. Omdat de klasse divers is en hiërarchisch en het afdwingen van arbeid heel verschillend wordt ervaren door verscheidene groepen arbeiders, betekent dit natuurlijk niet dat het organiseren rondom de weigering van arbeid een simpele kwestie is. De geschiedenis van de arbeidersstrijd laat dit heel duidelijk zien. Maar het maakt ook duidelijk dat ondanks alle verschillen arbeiders in staat zijn geweest om hun verschillende strijden met elkaar te verbinden en collectieve resultaten te boeken. Het bestuderen van hoe dat in het verleden heeft plaatsgevonden is een nuttige bezigheid ter stimulans om ideeën op te doen over hoe dergelijke processen er nu uit zouden kunnen zien - zolang men echter niet op zoek is naar formules maar tracht aan te voelen hoe specifieke antwoorden voortkomen uit specifieke klasse-samenstellingen. Het herkennen van de variatie waarin arbeid wordt afgedwongen en de consequente variatie in de wijze van weigering - dwars door de samenleving- is net zo belangrijk, wil men de parallellen herkennen tussen de verschillende strijdvormen van nu. Als we i.p.v. de strijd tegen het kapitaal kijken naar de strijd voor een verscheidenheid aan projecten van zelf-valorisatie, dan hebben we een nog groter probleem: hoe kan een politiek van verscheidenheid worden ontwikkeld zonder een antagonisme. Gegeven het feit dat antagonismen al bestaan is het duidelijk dat de ontwikkeling van een dergelijke politiek alleen maar via de ervaring van deze antagonismen kan plaatsvinden ten einde zich ervan te kunnen ontdoen; ze zullen niet zomaar ogenblikkelijk verdwijnen, omdat wij dat zo graag willen. Dit is onvermijdelijk, zelfs als we benaderingen t.o.v. verscheidenheid ontwikkelen die op zijn minst gebaseerd zijn op "leven en laten leven" en liefst op wederzijdse verrijking dwars door de verschillen heen. Bijvoorbeeld: terwijl vrouwen streden voor nieuwe en meer bevredigende vormen van verhoudingen tussen de seksen, hebben ze vele vormen van antagonistische verhoudingen met mannen (en met elkaar) moeten doorstaan. De constructie van zulke nieuwe verhoudingen ging niet alleen gepaard met de vernietiging van de oude - een vernietiging die door mannen vaak (en niet helemaal ten onrechte) als in hun nadeel werd ervaren. De creatieve momenten van dit proces waren experimenteel en brachten vaak weer nieuwe, onverwachte antagonismen naar voren. Daar waar vrouwen lesbische verhoudingen ontwikkelden met uitsluiting van mannen was het duidelijk een moeilijk proces om elkaar aanvullende en niet-antagonistische vormen van strijd tussen deze vrouwen en heteroseksuele mannen te ontwikkelen. Het was iets eenvoudiger, maar zeker niet makkelijk, om elkaar aanvullende vormen van strijd te ontwikkelen tussen lesbische vrouwen en homoseksuele mannen. De complexe dynamiek van deze verhoudingen ontwikkelt zich voor onze ogen in de strijd rondom AIDS, tegen discriminatie en voor de vrijheid om nieuwe seksuele, sekse- en gezinsverhoudingen te kunnen ontwikkelen. Van dergelijke ervaringen kunnen we denk ik leren dat de organisatievormen die het beste werken diegene zijn die de circulatie van strijd tussen groepen vergemakkelijken, m.a.w. die een wederzijdse versterking en aanvulling bevorderen. Deze organisatievormen moeten meeveranderen en zich aanpassen aan veranderende vormen van strijd.

Het lijkt er op dat je hier voorbijgaat aan de oude dichotomie tussen "organisatie" en "spontaniteit".
De oude dichotomie tussen organisatie en spontaniteit is een valse. Zelfs wanneer een collectieve gebeurtenis "spontaan" plaatsvindt, m.a.w. niet van te voren door iemand gepland, organiseren de mensen die de gebeurtenis laten plaatsvinden zich om het tot stand te brengen. Het kapitaal, van nature commanderend, gezaghebbend en dominerend, kan zich organisatie enkel van bovenaf voorstellen, door een vorm van "leiderschap", en ziet slechts chaos in elke andere vorm van ordening. Aan de andere kant moeten wij in staat zijn om een grote verscheidenheid aan organisatievormen waar te nemen en te waarderen en tegelijkertijd hun geschiktheid altijd kritisch te evalueren. Heel veel goede dingen die de afgelopen 30 jaar in het kader van de geschiedsschrijving "van onderaf" zijn ontwikkeld, draaien juist om de ontdekking en het zichtbaar maken van dergelijke organisatievormen in volksbewegingen.

Dus, de circulatie van strijd als organisatievorm. Maar georganiseerd door wie?
Het algemene antwoord op jouw algemene vraag "georganiseerd door wie?" is "georganiseerd door zichzelf", zelforganisatie door iedere zelf-gedefinieeerde groep mensen in de strijd. Vanwege de onvermijdelijke diversiteit, moet iedere zelforganisatie echter op hetzelfde moment, los van de wijze waarop deze functioneert, gepaard gaan met de collectieve organisatie van de verhoudingen met andere groepen, andere sectoren van de klasse, de organisatie van de circulatie van strijd. De vraag "Hoe kunnen we onze eigen macht opbouwen - om arbeid te weigeren of om de zelf-valorisatie op onze eigen manier in de hand te nemen?" wordt "Hoe kunnen we onszelf met anderen verbinden zodat onze inspanningen elkaar wederzijds versterken?". Allerlei recepten gebaseerd op interne rigiditeit zijn blijven voortbestaan binnen groepen die daartoe klein genoeg zijn, maar voor een groot deel van links geldt dat dergelijke groepen, deels door hun eigen rigiditeit, zichzelf hebben afgesloten van anderen en geïsoleerd zijn gebleven. Om die reden zijn ze gestagneerd en bleven ze zonder betekenis t.o.v. grotere sociale bewegingen, waar meer flexibele en aangepaste organisatievormen de circulatie van strijd tussen diverse groepen juist hebben bevorderd. Dit geldt op ieder niveau. Iedere organisatie die er niet in slaagt om een circulatie van strijd te ontwikkelen, faalt. Of het nu gaat om een kleine groep in een bepaalde stad, regio of land. De kracht van relatief kleine groepen zoals de Palestijnen of de zwarte bevrijdingsbewegingen in Zuidelijk Afrika, of de revolutionairen in Nicaragua of El Salvador, etc., werd voor een groot deel bepaald door hun vermogen om netwerken van bondgenoten op te bouwen en hun strijd, uitstijgend boven het specifiek lokale, te laten circuleren in andere groepen en andere delen van de wereld. Precies om die reden is de strategie van het kapitaal iedere keer gericht op hun isolatie, d.m.v. handels- en financiële boycots of reisbeperkingen, ten einde ze te vernietigen. Het belang van deze ervaring kan niet genoeg benadrukt worden en we moeten niet verzuimen om de noodzakelijke lering hieruit te trekken: alleen door de steeds bredere circulatie van de strijd kunnen we hopen ooit die kracht te ontwikkelen die nodig is om een einde te maken aan de kapitalistische overheersing en deze te vervangen door nieuwe sociale verhoudingen die ons beter bevallen. Vandaag de dag, nu de klasseconfrontatie een wereldwijde omvang kent, moet de circulatie van onze strijd wereldwijd worden georganiseerd, via iedere denkbare verbinding. Als we begrijpen wat nodig is, hoeven we alleen nog de middelen te vinden. Het is een proces wat al gaande is: dat is het altijd. De politieke problemen zijn: 1) de beoordeling van wat werkt en wat niet; welke organisatievormen bevorderen de circulatie van strijd en welke verhinderen dat, en 2) het verder opbouwen van die vormen die werken en het opgeven of veranderen van die vormen die niet werken.

auteur

Noten:
1) Origineel in het Duits, in Marx' Grundrisse der Kritik der politischen Ökonomie: Selbstverwertung. Wordt in het Engels met self-valorization vertaald. Door Negri in het Italiaans: autovalorizazzione. Wordt door Frans van den Oudenrijn in Autonomie, hoofdlijnen van het politiek-theoretisch project van Toni Negri (Papieren Tijger 1992) vertaald als toe-eigening."Onder toe-eigening verstaan we het alternatief dat de arbeidersklasse op het terrein van de produktie en reproduktie in gang zet door zich macht en rijkdom toe te eigenen tegen de kapitalistische mechanismen van accumulatie en ontwikkeling in" (Negri: Sabotage, München 1979, geciteerd in Van den Oudenrijn: Autonomie, blz. 146.
2) Engelse vertaling uit 1984, Massachussets, VS. Oorspronkelijk in het Frans, Marx au-dela Marx. Cahiers de travail sur les 'Grundrisse'. Parijs 1979.

 
| terug naar begin van artikel |